Vroeger waren er geen inventarisatiebureaus; zo’n monstername deed ik zelf

Van techneut naar asbestsaneerder. In de jaren zeventig en tachtig had Ben Veldhuizen geen oog voor asbest. ‘Ik werkte op grote powerplants en op schepen. Ik was zo bezig met het technische aspect van mijn werk, dat ik het asbest om me heen niet zag. Ik was dus onbekend met de aanwezigheid én met de gevaren van asbest.’ De jaren maakten hem steeds wijzer. Vanuit een nieuwe werkomgeving verdiepte hij zich in asbestsaneringen. ‘Ik ben van ver gekomen. De asbestbranche is van ver gekomen’, blikt hij terug op 25 jaar asbestverbod.

Ben VeldhuizenToeval of niet, Ben Veldhuizen werkt al heel zijn leven in een asbestomgeving. ‘De eerste jaren was dat niet op de meest veilige manier. Zonder het bewust te weten, heb ik met alle asbesttoepassingen te maken gehad. Vandaar dat ik jaren geleden besloten heb om me iedere twee tot drie jaar te laten onderzoeken. Gelukkig ben ik schoon’, vertelt de directeur van VKS, dat onder andere gespecialiseerd is in asbestsanering en gevaarlijke stoffen.

Carrièreswitch

In de beginjaren negentig nam de technische carrière van Ben Veldhuizen een verrassende wending. Als projectleider van een industrieel reinigingsbedrijf - met de focus op specifieke disciplines als salvage, asbestsanering en klein technisch onderhoud -, droeg hij de verantwoordelijkheid voor de reiniging van gebouwen. Hij begon op een heel andere manier naar asbest te kijken. ‘Duidelijk was dat er in de jaren zestig en zeventig veel asbest was toegepast. Dat dat gevaarlijk was ook. Vanuit mijn bedrijf regelden we saneringen op reinigingsniveau. We kregen vooral opdrachten vanuit de overheid. Een interessante periode, waarin de impact van asbest binnen onze maatschappij steeds duidelijker werd’, vertelt de asbestsaneerder van het eerste uur.

‘Duidelijk een asbestgeval’

De asbestsaneerder blikt graag terug. ‘Net als nu maakten visuele inspecties onderdeel uit van de asbestinventarisaties. Er waren wel laboratoria, maar geen inventarisatiebureaus. Het inventariseren deden we zelf. Ik zie mezelf nog een monstername doen bij het hoofdkantoor van Shell. Dat bracht ik dan zelf weg, met de mededeling dat er op de aanwezigheid van asbest geanalyseerd moest worden. De uitslag van het laboratorium werd vervolgens doorgestuurd naar de opdrachtgever.’

Slopers versus saneerders

De jaren tachtig en beginjaren negentig kenmerkten zich door wildgroei. ‘Er was nog geen certificatieplicht. Er waren geen DTA’ers. Slopers meldden zich letterlijk met grof geschut – kranen en vrachtwagens - aan de poort. De cultuurverschillen tussen de saneerders en slopers waren verduidelijk, al waren er natuurlijk ook sloopbedrijven die het saneren wel als serieus vak oppakten. Het was in ieder geval het moment dat Inspectie SZW zich met de branche ging bemoeien. In de jaren negentig werden de voormannen asbest (DTA’ers) aangesteld, en kwam er een certificatieplicht voor bedrijven. Uiteindelijk volgde ook het sanctiebeleid.’

Groeispurt

‘Er zijn de afgelopen 25 jaar zeker kwalitatieve slagen gemaakt’, stelt Ben Veldhuizen voorop. ‘We zijn er met zijn allen professioneler op geworden. De markt is volwassen geworden. Toch is en blijft kwaliteit een heikel punt. Er zijn naar mijn mening nog steeds te veel hersaneringen nodig. Het komt nog steeds voor dat er objecten of gebouwen worden vrijgegeven, waarbij ik asbest werkelijk met het blote oog zie zitten.’

Delicaat beroep

Hoe dat kan, dat een markt een duidelijk groei heeft doorgemaakt, maar dat de kwaliteit soms toch nog achter blijft? ‘Vergeet niet dat we te maken hebben met een ontzettend “delicaat” beroep. Binnen de asbestsanering komen vele disciplines samen. Een saneerder moet werkbouwkundig en technisch onderlegd zijn, moet met vele partijen kunnen communiceren, moet de wet- en regelgeving kennen, draagt een hoop verantwoordelijkheid, en zo kan ik nog wel even doorgaan.’

Niet nog meer druk

De druk op asbestsaneerders is volgens Ben Veldhuizen enorm. ‘Ik ken wereldwijd geen beroep dat zo onderschat wordt als het onze. Het gaat hier wel om de gezondheid van mens en maatschappij. Deze zware verantwoordelijkheid ligt op de schouders van mensen die niet eens extreem hoog geschoold zijn. Ze zijn door persoonlijke certificaten ook nog eens persoonlijk aansprakelijk. Ergens klopt dit niet, om zoveel verantwoordelijkheid bij de saneerders zelf neer te leggen. Zelfs inventarisatierapporten moeten door saneerders op juistheid gecontroleerd worden. Dat terwijl gespecialiseerde, gecertificeerde DIA’s de locaties onderzoeken. Hier zit duidelijk een discrepantie waar we iets mee moeten.’

Asbest nooit bagatelliseren

Wat dat betreft is het goed dat de houding van asbestsaneerders door de jaren heen wezenlijk is veranderd. ‘De oudere garde dacht vaak “oh, dat doen we wel even”. De nieuwe generatie staat hier veel bewuster in, zal de risico’s van asbest nooit bagatelliseren. Door overheidsmaatregelen, steeds meer feiten, nog steeds honderden slachtoffers per jaar én alle verhalen in de media zullen zij nooit levens riskeren. Wat mij betreft is dit een enorme winst. Er is immers nog heel veel asbest te saneren.